ECLI:NL:CRVB:2016:4427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en boete wegens schending inlichtingenverplichting in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn bijstandsuitkering zien intrekken na een schending van de inlichtingenverplichting. De appellant ontving tot 4 september 2012 bijstand naar de norm voor gehuwden, maar na deze datum werd zijn bijstand herzien naar de norm voor alleenstaanden. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had vastgesteld dat de appellant zijn inkomsten uit arbeid niet tijdig had doorgegeven, wat leidde tot een terugvordering van teveel betaalde bijstand en een boete van € 320,-. De appellant stelde dat hij zijn inkomsten wel had doorgegeven, maar het college kon geen bewijs vinden voor deze claim.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet woonachtig was op het uitkeringsadres en dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad oordeelde dat de boete van € 320,- niet proportioneel was en heeft deze verlaagd naar € 160,-. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.