ECLI:NL:CRVB:2016:4875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Omzettingsverzoek prestatiebeurs in gift; beoordeling van medische omstandigheden en diplomatermijn
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die zijn verzoek om omzetting van een prestatiebeurs in een gift had afgewezen. Appellant ontving sinds 2000 een prestatiebeurs voor zijn studie aan het hbo, maar heeft zijn opleidingen zonder diploma beëindigd. In 2013 verzocht hij de minister om zijn prestatiebeurs om te zetten in een gift, onder verwijzing naar medische omstandigheden die zijn studievoortgang zouden hebben belemmerd. De minister wees dit verzoek af, stellende dat de medische informatie slechts een tijdelijke omstandigheid aangaf en dat er geen structurele bijzondere omstandigheden waren die de omzetting rechtvaardigden.
De rechtbank onderschreef het standpunt van de minister en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij wel degelijk had aangetoond dat zijn studie werd belemmerd door structurele bijzondere omstandigheden, waaronder PTSS na een brand in zijn woning en de verslechterde gezondheid van zijn zusje. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat appellant zijn diploma niet binnen de diplomatermijn had behaald en dat de medische omstandigheden niet als structureel konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.