ECLI:NL:CRVB:2016:4912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WW-uitkering na ontslag wegens dubbele declaraties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WW-uitkering toe te kennen na zijn ontslag. Appellant, die sinds 1998 werkzaam was voor zijn werkgever, heeft in 2012 onkosten ter waarde van € 4.302,79 gedeclareerd. De werkgever heeft echter vastgesteld dat appellant in totaal € 18.837,62 dubbel heeft gedeclareerd en uitbetaald heeft gekregen. Na een schorsing en een onderzoek heeft de werkgever een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, wat door de kantonrechter is goedgekeurd. Het Uwv heeft vervolgens geweigerd appellant een WW-uitkering te verstrekken, omdat hij verwijtbaar werkloos zou zijn geworden door het dubbel declareren. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellant stelt dat er geen dringende reden voor ontslag was, omdat de werkgever ook verantwoordelijk zou zijn voor de declaraties. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de werkgever terecht heeft vastgesteld dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag, zowel objectief als subjectief. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.