ECLI:NL:CRVB:2016:5119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing bijstandsaanvraag op grond van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft verzoekster, een Nigeriaanse vrouw, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De aanvraag werd afgewezen op basis van de veronderstelling dat verzoekster een gezamenlijke huishouding voerde met een medebewoner, E. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Verzoekster had eerder bijstand ontvangen, maar deze was beëindigd. Na een nieuwe aanvraag op 16 november 2015, werd een onderzoek ingesteld door de handhavingsspecialist van de gemeente. De handhavingsspecialist concludeerde dat verzoekster en E een gezamenlijke huishouding voerden, wat verzoekster betwistte. Tijdens de zitting op 18 augustus 2016 werd duidelijk dat verzoekster moeite had met de communicatie, vooral omdat haar verklaring in het Engels was afgelegd, maar het verslag in het Nederlands was opgesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verklaring van verzoekster niet als een deugdelijke basis voor de afwijzing kon dienen, omdat er onvoldoende waarborgen waren dat het verslag een juiste weergave was van haar verklaring. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, met de opdracht aan het college om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van verzoekster.