Uitspraak
24 juni 2015, 15/615 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 16 augustus 2012 ziek meldde. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante per 14 augustus 2014 geen recht op uitkering had. Dit besluit werd in een later stadium door het Uwv bevestigd, ondanks het bezwaar van appellante. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 maart 2017 behandeld. De verzekeringsarts heeft afdoende gemotiveerd dat appellante in staat is om werkzaamheden te verrichten, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de belastbaarheid van appellante niet is overschat. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die tot een ander oordeel zou kunnen leiden.
De Raad concludeert dat de arbeidskundige rapporten voldoende onderbouwen dat appellante in staat is de geselecteerde functies te vervullen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 maart 2017.