ECLI:NL:CRVB:2017:1092
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van een koelkast op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellant op 31 juli 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een koelkast op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen tot de algemene kosten van het bestaan behoren. Het college stelde dat het inkomen van appellant toereikend was om deze kosten te dekken en dat appellant had kunnen reserveren voor deze uitgaven. Na bezwaar bleef het college bij zijn standpunt, wat leidde tot een ongegrondverklaring van het beroep door de rechtbank Rotterdam op 13 juni 2016.
Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hij maandelijks slechts € 78,- overhoudt om van te leven, wat volgens hem onvoldoende is om te reserveren voor de kosten van een koelkast. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, eerst moeten worden beoordeeld op hun noodzakelijkheid en of ze voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad benadrukte dat incidentele algemene kosten in principe uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
De Raad concludeerde dat het ontbreken van voldoende reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is in de zin van de wet. De stelling van appellant dat hij € 78,- per maand overhoudt, werd niet als voldoende argument beschouwd om de afwijzing van de aanvraag te herzien. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af. De uitspraak werd gedaan door J.T.H. Zimmerman, met M.S. Spek als griffier, op 14 maart 2017.