Uitspraak
CIZ
OVERWEGINGEN
21 juli 2014 tot en met 11 november 2015.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een appellante die bekend is met een borderline persoonlijkheidsstoornis en obesitas. Appellante had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ had haar in 2014 geïndiceerd voor individuele behandeling, maar heeft deze indicatie in 2015 beëindigd, met als argument dat behandeling op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg meer passend was. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 22 februari 2017 was appellante niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. B. Arabaci, heeft het hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend en heeft zich gerefereerd aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.