Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Niet gebleken is dat het Uwv eerder op de hoogte was van de
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 22 januari 2015 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die een WAO-hiaatuitkering ontving, had deze uitkering niet gemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), wat leidde tot een schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking van de toeslag en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen terecht waren, en dat de opgelegde boete van € 7.840,- voor het niet doorgeven van inkomsten gerechtvaardigd was. De appellant stelde dat het Uwv op de hoogte was van de WAO-hiaatuitkering en dat de vordering was verjaard. De Raad oordeelde echter dat de verjaringstermijn pas in april 2013 was aangevangen, toen de appellant de Uwv voor het eerst op de hoogte stelde van de uitkering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de boete van € 1.220,- passend was, gezien de grove schuld van de appellant in het niet melden van de uitkering. De Raad concludeerde dat de appellant de inlichtingenplicht had geschonden en dat het Uwv terecht had gehandeld door de toeslag in te trekken en de boete op te leggen.