ECLI:NL:CRVB:2017:1390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugwerkende kracht van indicatiebesluit in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een indicatiebesluit van het CIZ, waarbij betrokkene aanspraak maakte op zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het CIZ onvoldoende had onderzocht of de aanspraak op zorg al eerder dan 11 april 2014 bestond, en had het besluit van het CIZ vernietigd.
In hoger beroep heeft het CIZ betoogd dat indicatiebesluiten in beginsel geen terugwerkende kracht hebben, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De erven van betrokkene stelden dat betrokkene al vanaf september 2013 zorg nodig had, maar dat er geen aanvraag was gedaan omdat de prioriteit lag bij zijn verzorging. De Raad heeft overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beginsel van geen terugwerkende kracht af te wijken. De Raad heeft vastgesteld dat de gezondheidstoestand van betrokkene tussen september 2013 en april 2014 niet op een betrouwbare wijze kan worden vastgesteld.
De Raad heeft het hoger beroep van het CIZ gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de erven ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 april 2017.