ECLI:NL:CRVB:2017:2165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Mede-terugvordering bijstand in verband met verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een zelfstandig taxichauffeur, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om bijstand van een medebewoner, L, terug te vorderen. De terugvordering is gebaseerd op het feit dat L een gezamenlijke huishouding voerde met de appellant, wat zij niet had gemeld. De Raad heeft vastgesteld dat L sinds 6 maart 2010 bij appellant woonde, wat blijkt uit verschillende verklaringen van L, getuigen en buurtbewoners. De Raad heeft de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche als voldoende feitelijke grondslag voor de terugvordering beschouwd. De appellant heeft aangevoerd dat de verklaringen van L onder druk zijn afgelegd en dat er geen gezamenlijke huishouding was, maar deze argumenten zijn door de Raad verworpen. De Raad heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om de kosten van de bijstand van L mede van appellant terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.