ECLI:NL:CRVB:2017:2252
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening na weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft op 24 oktober 2014 een aanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat zij niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. Na een aantal verzoeken om aanvullende informatie en een gesprek op 4 juni 2015, waarin appellante werd gewezen op haar medewerkingsplicht voor een huisbezoek, heeft het college de aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet is gewezen op de gevolgen van het niet meewerken aan het huisbezoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college niet heeft aangetoond dat appellante op de consequenties is gewezen, waardoor zij niet in staat was een weloverwogen beslissing te nemen. Dit leidt tot de conclusie dat de voorbereiding van het besluit onzorgvuldig was en dat het bestreden besluit niet kan standhouden.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het besluit van het college, en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.980,-. Het griffierecht van € 46,- wordt aan appellante vergoed.