ECLI:NL:CRVB:2017:2735
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsuitkering en inlichtingenverplichting met betrekking tot onroerend goed in Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van betrokkene, die vanaf 1 november 2013 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant heeft betrokkene verweten dat zij haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van onroerend goed in Turkije, waarvan zij mede-eigenaar zou zijn geworden na het overlijden van haar vader in 2003. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van appellant vernietigd, omdat niet was aangetoond dat betrokkene op de hoogte was van het onroerend goed en dus ook niet dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene wist van het onroerend goed. De Raad stelt vast dat betrokkene consistent heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van haar mede-eigendom en dat zij niet verplicht was om tien jaar na het overlijden van haar vader onderzoek te doen naar een mogelijke erfenis. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking van de bijstandsuitkering niet kan worden gebaseerd op het niet nakomen van de inlichtingenverplichting. Tevens wordt appellant veroordeeld tot schadevergoeding aan betrokkene en tot vergoeding van de proceskosten.