In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een aanvraag voor een Wajong-uitkering door betrokkene, die een lichte verstandelijke beperking heeft en extra begeleiding nodig heeft. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het UWV de mate van benodigde begeleiding had onderschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren voor betrokkene. In hoger beroep heeft het UWV betoogd dat de rechtbank ten onrechte een jobcoach had aangenomen als noodzakelijke begeleiding. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene continu begeleiding nodig heeft en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het UWV de vereiste begeleiding heeft onderschat. De Raad heeft het UWV opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en heeft tevens geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- ten laste van de Staat. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld.