Uitspraak
mr. E. van Hilten en mr. P.C.P. Veldman.
OVERWEGINGEN
13 november 2014 gehandhaafd. Daaraan ligt ten grondslag het standpunt dat gelet op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen sprake is van een situatie waarin appellante volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De aanvraag is ingediend op 16 september 2014. Omdat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is bevonden, betekent dit dat het eventuele recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010 zestien weken na de dag waarop de aanvraag is ingediend ingaat, dus met ingang van 7 januari 2015. Met ingang van
1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. Voorwaarde om na die datum nog in aanmerking te komen voor arbeidsondersteuning op grond van Wajong 2010 is dat sprake moet zijn van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Daarvan is geen sprake. Dat betekent dat de beslissing dat appellante niet in aanmerking komt voor arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wajong 2010 wordt gehandhaafd.
1 januari 2015 studerende is geweest, zodat zij ook uit dien hoofde tot een half jaar na die datum aanspraak op een Wajong-uitkering kan maken. Verder heeft appellante aangevoerd dat zij om medische redenen niet in staat is de geselecteerde functies te vervullen. Appellante heeft ten slotte de Raad verzocht een onafhankelijk deskundige te raadplegen.
17 september 2014 heeft overschat.
7 juli 2015, van 3 maart 2016 en van 17 oktober 2016. In beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een van de voorgehouden functies in verband met de beperkingen voor de visus laten vallen en een nieuwe functie (de productiemedewerker textiel, geen kleding, met Sbc-code 272043) aan de schatting ten grondslag gelegd, op grond waarvan appellante ongewijzigd in staat is geacht om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen.