ECLI:NL:CRVB:2017:3361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting bij brommerhandel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die sinds 1994 bijstand ontvangt, werd beschuldigd van het schenden van de inlichtingenverplichting door het niet melden van zijn activiteiten in de brommerhandel. Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Steenwijkerland & Westerveld had na een signaal van het Inlichtingenbureau een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan de appellant. Dit onderzoek toonde aan dat appellant in de periode van 2006 tot 2014 meer dan 70 kentekens van brommers op zijn naam had staan, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij brommerhandel.
De Raad oordeelde dat de appellant de inlichtingenverplichting had geschonden, wat een rechtsgrond opleverde voor de intrekking van de bijstand. De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op hen rust. De Raad bevestigde dat de rechtspraak die geldt voor auto’s ook van toepassing is op brommers, ondanks de lagere waarde van deze voertuigen. De appellant kon niet aantonen dat hij recht had op bijstand over de betreffende maanden, omdat hij geen controleerbare gegevens over zijn brommertransacties kon overleggen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering van de ten onrechte ontvangen bijstand af te zien. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de ontvangen bedragen.