Uitspraak
OVERWEGINGEN
6,9 uur per week. Het dienstverband is op 15 maart 2013 om economische redenen beëindigd. Appellant heeft zich op 26 september 2014 ziek gemeld met diverse lichamelijke klachten vanwege een op eenjarige leeftijd doorgemaakte polio. Op dat moment ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
6,9 uur per week verricht, maar in een omvang van 5 uur per week. Daarvoor wordt een bevestiging gezien in het feit dat appellant voorafgaand aan zijn ziekmelding per
26 september 2014 een WW-uitkering heeft ontvangen voor 5 uur per week. Als zijn arbeid dient te worden aangemerkt soortgelijke arbeid als bedrijfsleider voor 5 uur per week bij een soortgelijke werkgever. De door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nadere werkomschrijving, zoals neergelegd in diens rapport van 5 oktober 2015, geldt daarbij als uitgangspunt. Appellant heeft de juistheid van die beschrijving niet betwist.
19 januari 2015 voor onjuist te houden. Uit de informatie van revalidatiearts Janse blijkt dat appellant pas op 30 juni 2016, ruim na de datum in geding, is onderzocht. Janse stelt dat sprake is van een achteruitgang van mobiliteit en pijnklachten bij een postpoliosyndroom. Janse raadt lang staan en lopen af en stelt dat afwisseling van zitten, staan en lopen van belang is. Voorts wordt langdurige statische armbelasting ontraden. Uit de informatie van Janse blijkt niet dat deze een afwijkend standpunt heeft wat betreft de beperkingen van appellant. Met de door appellant ervaren klachten en beperkingen is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gelet op haar rapport van 8 oktober 2015, rekening gehouden. Met een eventueel na de datum in geding ontstane verslechtering van de gezondheidssituatie en daardoor veroorzaakte toename van beperkingen, kan in het kader van de onderhavige beoordeling geen rekening worden gehouden.