Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 januari 2015.
18 maart 2014 van arts W en psycholoog F, beiden verbonden aan Salude Deskundige Dienst. Daarnaast heeft appellante een brief van 15 september 2014 van sociaal psychiatrisch verpleegkundige D, werkzaam bij GGZ Delfland, overgelegd, een verslag neuropsychologisch onderzoek van 4 juli 2014 van GZ-psycholoog J.V. en een e-mail van
26 november 2014 van S, Individueel trajectbegeleider Doel. Verder is diverse medische informatie uit de behandelend sector aanwezig uit de periode van 2004 tot en met 2007.
19 februari 2015 is ingegaan op het door appellante overgelegde rapport van W en F van Salude. Voorts is de rechtbank van oordeel dat met dit aanvullende rapport in combinatie met het onderzoek van verzekeringsarts G in de primaire fase, waarbij informatie van de behandelend artsen is meegewogen en de mogelijkheden van appellante gedetailleerd in de fml zijn vastgelegd, de meer globale beoordeling van W en F in het rapport van Salude onvoldoende gewicht in de schaal legt. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat W en F hun beoordeling hebben verricht in het kader van de Wet werk en bijstand; een ander en meer globaal wettelijk kader dan de Wsw. Ook de door appellante in beroep overgelegde medische stukken leiden, zoals verzekeringsarts bezwaar en beroep M in zijn rapport van
17 juli 2015 heeft geconcludeerd, niet tot een andere uitkomst, nu deze informatie ziet op een carpaletunnelsyndroom waaraan appellante in het verleden is geopereerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft volgens de rechtbank in zijn rapportage van
17 december 2014 voldoende gemotiveerd dat appellante met haar beperkingen geacht kan worden deel te nemen aan het reguliere arbeidsproces.
BESLISSING
M. Kraefft als leden, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2017.