ECLI:NL:CRVB:2017:3847
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beëindiging ZW-uitkering na verdenking van gefingeerde dienstverbanden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich ziek had gemeld als tuinbouwmedewerker, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Echter, na een onderzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) naar gefingeerde dienstverbanden bij zijn werkgever, [BV] B.V., heeft het Uwv besloten om de ZW-uitkering van de appellant per 13 februari 2013 in te trekken en hem geen WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de appellant feitelijk de directeur van [BV] was en nooit als uitzendkracht had gewerkt. De Raad bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de appellant niet als werknemer in de zin van de ZW kon worden aangemerkt, waardoor hij geen recht had op ziekengeld en de terugvordering van onverschuldigd betaalde ZW-uitkering terecht was. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat zijn hoger beroep niet slaagde.