Uitspraak
F.M.J. Eijmael.
OVERWEGINGEN
3 april 2015 wordt beëindigd omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
13 augustus 2015 gereageerd op de in die fase ingebrachte stukken en gronden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 2008 arbeidsongeschikt is door rug-, nek- en knieklachten, had een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv beëindigde zijn uitkering per 20 oktober 2014, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft de dossiergegevens en inlichtingen van de huisarts betrokken bij de beoordeling. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de uitkomsten van het medisch onderzoek. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen en dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijk medisch deskundige heeft benoemd. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen, aangezien de medische beoordeling door het Uwv voldoende onderbouwd is.
De Raad heeft ook geoordeeld dat de geselecteerde voorbeeldfuncties passend zijn voor de appellant, ondanks zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De Raad heeft bevestigd dat de appellant, gezien zijn opleiding en werkervaring, voldoet aan de eisen voor opleidingsniveau 2. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.