Uitspraak
21 december 2015, 15/47 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die op 28 oktober 2013 ziekmeldde. De herziening vond plaats per 25 november 2013, maar omdat de wachttijd van 104 weken op dat moment nog niet was doorlopen, kon appellant geen rechten ontlenen aan artikel 40, eerste lid, van de WAO. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen een eerder besluit van het Uwv niet-ontvankelijk verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn WAO-uitkering, die was vastgesteld op een dagloon van € 158,27. Hij stelde dat dit bedrag te laag was en dat rekening gehouden moest worden met een hoger uurloon bij zijn laatste werkgever. De Raad oordeelt dat de herziening van de WAO-uitkering correct is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is voor een hogere vaststelling van het dagloon. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen veroordeling in proceskosten.