ECLI:NL:CRVB:2017:4236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin werd geoordeeld dat hij met ingang van 8 juli 2013 geen recht had op een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft vastgesteld dat appellant geen recht op een uitkering had. Tevens wordt het oordeel van de rechtbank over de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten onderschreven. Appellant had een voorschot op de WIA-uitkering ontvangen, maar het Uwv heeft vastgesteld dat dit voorschot ten onrechte was uitgekeerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en deze overwegingen worden door de Raad bevestigd. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak.