ECLI:NL:CRVB:2017:4255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en later de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een anonieme tip dat appellante mogelijk samenwoont met een ander, heeft het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) onderzoek verricht. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand van appellante en de terugvordering van een aanzienlijk bedrag. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar partner, S, een gezamenlijke huishouding voerden, wat betekent dat appellante niet recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. De Raad oordeelde dat er voldoende wederzijdse zorg was tussen appellante en S, ondanks dat appellante stelde dat dit niet het geval was. De Raad bevestigde dat de besluiten tot intrekking en terugvordering rechtmatig waren en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.