Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 1 niet-ontvankelijk;
- bevestigt de aangevallen uitspraken 2 en 3.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van appellante voor haar werkzaamheden en de intrekking van haar Ziektewet (ZW) en WIA-uitkering. Appellante, werkzaam als callcenter agent, was sinds 13 december 2010 uitgevallen door longklachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij vanaf 31 maart 2011 niet meer recht had op een ZW-uitkering, omdat zij geschikt werd geacht voor haar werkzaamheden. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft haar bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft in eerdere uitspraken de besluiten van het Uwv bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellante geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de eerste aangevallen uitspraak, omdat het Uwv met het bestreden besluit volledig tegemoet was gekomen aan het beroep van belanghebbende. De Raad heeft ook geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat er geen reden was om de conclusie van de verzekeringsarts niet te volgen. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad concludeert dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor een ZW-uitkering en dat de intrekking van haar uitkering terecht is. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak van een uitkeringssituatie voor het recht op ziekengeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen hebben gewogen.