ECLI:NL:CRVB:2017:605
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde financiële transacties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellante ontving sinds 1 maart 1999 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van verdachte financiële transacties, waarbij appellante geld overmaakte naar de Dominicaanse Republiek, heeft de gemeente Amsterdam haar bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. De rechtbank had eerder vastgesteld dat er een motiveringsgebrek was in de besluitvorming van de gemeente, maar na een nader besluit van de gemeente werd de terugvordering herzien. Appellante heeft in hoger beroep de intrekking van de bijstand en de terugvordering betwist, maar de Raad oordeelde dat de transacties als op geld waardeerbare werkzaamheden moeten worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze transacties niet te melden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.