ECLI:NL:CRVB:2017:638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.L. Boxum
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsuitkering op basis van schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 1 februari 2012 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 14 april 2016 een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten had vernietigd. De aanleiding voor de herziening was een bezoek van een handhavingsmedewerker aan de fietsenwinkel waar appellant af en toe werkzaamheden verrichtte, maar deze niet had gemeld. Het college had de bijstand ingetrokken voor de donderdagen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 31 maart 2015, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. In het bestreden besluit werd dit later gewijzigd naar een herziening van de bijstandsuitkering, waarbij rekening werd gehouden met het inkomen dat appellant had kunnen verdienen.
De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte was uitgegaan van acht gewerkte uren per donderdag en bepaalde dat dit zeven uren moest zijn. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en voerde aan dat het college in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld. Hij stelde dat de werkzaamheden die hij verrichtte niet substantieel waren en dat hij niet zelfredzaam was. De Raad oordeelde echter dat de aanwezigheid op de werkplek tijdens reguliere arbeidsuren de veronderstelling rechtvaardigt dat appellant op geld waardeerbare arbeid verrichtte, ongeacht of hij hiervoor daadwerkelijk betaald werd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor de herziening van de bijstandsuitkering terecht was.