ECLI:NL:CRVB:2018:1000
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling en geschiktheid voor maatgevende functie
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante na een herbeoordeling door het Uwv. Appellante heeft zich in 2009 ziek gemeld voor haar werkzaamheden als administratief medewerkster. Na een aanvraag om WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat zij per 18 september 2011 geen recht had op een uitkering, omdat zij in staat werd geacht haar eigen werk te verrichten. In 2013 meldde appellante zich opnieuw ziek voor haar functie als medewerker A&I. Het Uwv concludeerde dat zij met ingang van 3 juni 2013 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar dat zij per 11 juli 2016 niet meer geschikt was voor haar maatgevende functie van administratief medewerker en de functie van medewerker A&I. Appellante is van mening dat de intrekking van haar WIA-uitkering niet op basis van de geschiktheid voor de geselecteerde functies, maar op basis van haar maatgevende functie zou moeten worden beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat het Uwv de medische beoordeling van appellante juist heeft uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om de geschiktheid voor de functies van administratief medewerker en medewerker A&I in twijfel te trekken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.