ECLI:NL:CRVB:2018:1308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van onvoldoende feitelijke grondslag en onrechtmatig verkregen bewijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van studiefinanciering van betrokkene, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was ingesteld. De herziening was gebaseerd op een onderzoek naar de woonsituatie van betrokkene, uitgevoerd door controleurs in opdracht van de minister. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek onvoldoende feitelijke grondslag bood voor de herziening, en had het besluit van de minister vernietigd.
In hoger beroep heeft de minister betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de herziening niet kon standhouden. Betrokkene voerde aan dat het rapport van de controleurs afkomstig was van onbevoegde personen en dat de opgevraagde reisgegevens in strijd waren met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad oordeelde dat de bevindingen van het onderzoek onrechtmatig waren verkregen, omdat deze waren uitgevoerd door onbevoegde controleurs. Hierdoor kon het bestreden besluit niet op deze bevindingen steunen.
De Raad concludeerde dat de reisgegevens, die betrekking hadden op een periode na de controle, geen bewijs konden leveren voor de stelling dat betrokkene niet op het brp-adres woonde. De herziening van de studiefinanciering was derhalve niet deugdelijk gemotiveerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van betrokkene.