ECLI:NL:CRVB:2018:1511
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening wegens overschrijding van de vermogensgrens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante ontving sinds 19 augustus 2010 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) als alleenstaande ouder. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstand van appellante ingetrokken, omdat haar vermogen de voor haar geldende vermogensgrens overschreed. De Raad heeft vastgesteld dat appellante bij aanvang van de bijstand een negatief vermogen had, maar dat dit vermogen later door de gemeente werd herzien naar een positief bedrag. De intrekking van de bijstand werd gerechtvaardigd door de vaststelling dat appellante beschikte over contant geld en banksaldi die de vermogensgrens overschreden. De Raad heeft de argumenten van appellante, dat bepaalde bedragen niet bij de vermogensvaststelling betrokken hadden moeten worden, verworpen. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat de som van de betrokken bedragen het resterende vrij te laten vermogen overschreed. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.