ECLI:NL:CRVB:2018:1584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering met betrekking tot de geschiktheid van functies en de rol van deskundigen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had zich in 2014 met toegenomen arbeidsongeschiktheid gemeld. Het Uwv had zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 35 tot 45%, maar na bezwaar werd dit verhoogd naar 46,38%. De rechtbank heeft de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid onderschreven, maar appellant was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting is appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Gadzo, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.W.L. Clemens. De Raad heeft een verzekeringsarts, L. Greveling-Fockens, als deskundige benoemd, die op 14 november 2017 een rapport heeft uitgebracht. Dit rapport leidde tot een aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en een nieuwe beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, die nu op 53,71% werd vastgesteld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de belastbaarheid van appellant niet werd overschreden door de functies die aan de schatting ten grondslag lagen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld. De kosten voor de rechtsbijstand en de deskundigenrapporten werden vastgesteld op in totaal € 3.986,96. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in het proces van het vaststellen van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechter in het volgen van onafhankelijke deskundigen.