ECLI:NL:CRVB:2018:1797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening en beoordeling bodemzaak inzake bijstandsaanvraag onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Verzoeker had een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, maar deze was afgewezen door het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker bankafschriften had overgelegd waaruit bleek dat hij bijschrijvingen ontving van familieleden en vrienden, die het bedrag van de bijstandsnorm overschreden. Verzoeker stelde dat deze bijschrijvingen leningen waren, maar het dagelijks bestuur oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het om leningen ging.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag gegrond verklaard, maar het dagelijks bestuur ging in hoger beroep. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank niet bevoegd was om het beroep tegen een nieuw besluit van het dagelijks bestuur in behandeling te nemen. De voorzieningenrechter heeft de aangevallen uitspraak II vernietigd en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze was aangevochten, en verklaarde het beroep tegen het besluit van 28 augustus 2017 ongegrond.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoeker om aan te tonen dat de bijschrijvingen op zijn bankrekening daadwerkelijk leningen waren en dat hij deze had ontvangen voor levensonderhoud. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker hierin niet was geslaagd, waardoor de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was.