ECLI:NL:CRVB:2018:1824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag zorg op grond van de AWBZ voor persoonlijke verzorging en begeleiding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 7 december 2015. De appellant had een aanvraag ingediend bij het CIZ voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor persoonlijke verzorging en individuele begeleiding. De aanvraag werd afgewezen door het CIZ, dat zich baseerde op medische adviezen die stelden dat er voldoende behandelmogelijkheden waren vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft overwogen dat de medische adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de medisch adviseur van het CIZ. De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij lijdt aan een hernia en dat de behandeling bij de pijnpoli niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Echter, de Raad vond geen steun in de door appellant overgelegde medische stukken om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om AWBZ-zorg door het CIZ terecht was, en dat appellant zich voor aanvullende hulp kan wenden tot zijn gemeente.
De uitspraak benadrukt het belang van medische adviezen in het proces van zorgaanvragen en de rol van de CIZ in het beoordelen van de noodzaak voor AWBZ-zorg. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.