ECLI:NL:CRVB:2018:2022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante had een verzoek ingediend om terug te komen van een eerdere afwijzing van haar Wajong-uitkering, die was afgewezen op basis van het feit dat zij niet voldeed aan de vereisten. Het Uwv had vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de aanvraag van appellante uitsluitend gericht was op het terugkomen van het besluit van 25 mei 2011. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De medische rapporten die bij de beoordeling in 2011 waren betrokken, waren ook van toepassing op de herhaalde aanvraag van appellante in 2015. De Raad concludeerde dat de eerdere beoordeling van appellante's arbeidsmogelijkheden correct was en dat er geen reden was om deze te herzien.
De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.