In deze zaak gaat het om de waardering van de psychische problematiek van appellante in het kader van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Appellante heeft in hoger beroep de beroepsgronden herhaald die zij eerder naar voren heeft gebracht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellante afdoende besproken en met juistheid geoordeeld dat deze gronden niet slagen. De in hoger beroep door appellante overgelegde medische informatie leidt niet tot twijfel aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. De Raad ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen, omdat de medische gegevens ontbreken die nodig zijn om een gefundeerde uitspraak te doen over de belastbaarheid van appellante op haar zeventiende en achttiende levensjaar.
De Raad komt tot de conclusie dat het Uwv op goede gronden heeft geweigerd appellante in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering. De beroepsgronden van appellante zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De e-mail van het Uwv aan appellante, waarin wordt gesuggereerd dat zij documenten kan aanleveren, biedt geen basis voor het vertrouwen dat zij een uitkering zou ontvangen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.