ECLI:NL:CRVB:2018:2217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van psychische klachten en geschiktheid voor WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die als planner werkte, meldde zich ziek na een auto-ongeval op 25 juni 2012 en vroeg op 3 maart 2014 een WIA-uitkering aan. Het Uwv concludeerde dat appellant met ingang van 23 juni 2014 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de psychische klachten van appellant niet tot aanvullende beperkingen leidden. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat zijn psychische klachten waren onderschat. De Raad oordeelde echter dat er geen aanknopingspunten waren om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. De artsen van het Uwv hadden geen ernstige psychische aandoeningen vastgesteld en de informatie van de behandelend sector was in de beoordeling meegenomen.
De Raad bevestigde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep werd afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.