ECLI:NL:CRVB:2018:2272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verstrekking maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden en weigering individuele vervoersvoorziening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk om een individuele vervoersvoorziening te verstrekken en de toekenning van een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden werd aangevochten. Appellante, een alleenwonende vrouw geboren in 1939, heeft medische beperkingen als gevolg van een dubbelzijdig thoracic outlet syndroom. Ze ontving eerder een voorziening voor hulp bij het huishouden van zes uur per week en een taxikostenvergoeding. Na de inwerkingtreding van de Wmo 2015 heeft het college haar aanspraken opnieuw beoordeeld en haar een maatwerkvoorziening van viereneenhalf uur per week toegekend, terwijl de individuele vervoersvoorziening werd geweigerd. Appellante stelde dat het college onvoldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat zij meer hulp nodig had dan werd toegekend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college de medische adviezen van de MO-zaak en de GGD aan het besluit ten grondslag mocht leggen. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij niet in staat was om gebruik te maken van collectief vervoer of dat zij niet in staat was om een deel van het licht huishoudelijk werk zelf te verrichten. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.