ECLI:NL:CRVB:2018:2563
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.J.A. Kooijman
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsverlening wegens schending van de inlichtingenverplichting en verkoopactiviteiten via internet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die bijstand ontving in de vorm van een geldlening onder de Participatiewet, had geen melding gemaakt van kasstortingen op zijn bankrekening en van zijn verkoopactiviteiten via internet. Dit leidde tot een hercontrole van de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden besloot de bijstand van appellant met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van zijn verkoopactiviteiten en de daaruit voortvloeiende inkomsten. De Raad benadrukte dat het voor bijstandsontvangers niet verboden is om goederen te verkopen, maar dat zij wel verplicht zijn om dit te melden als er inkomsten uit voortkomen. De Raad concludeerde dat de verkoopactiviteiten van appellant niet als incidenteel konden worden aangemerkt, gezien de omvang en frequentie van zijn activiteiten.
De Raad bevestigde de beslissing van het dagelijks bestuur om de bijstand in te trekken en de boete van € 1.170,- op te leggen, aangezien appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op bijstand. De Raad oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was aan de ernst van de overtreding en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.