ECLI:NL:CRVB:2018:2567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant na een auto-ongeluk en de rol van medische rapportages
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die als leidinggevend voorman schoonmaak werkte, heeft zich op 9 november 2011 ziek gemeld na een auto-ongeluk op 29 juli 2010. Na zijn ziekmelding heeft hij een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. In 2014 heeft hij een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet WIA, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot bezwaar en beroep. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant correct heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend zijn. De Raad heeft vastgesteld dat de informatie van de behandelende artsen niet voldoende onderbouwing biedt voor de stelling dat de belastbaarheid van appellant op de datum in geding is overschat. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen noodzaak is voor een urenbeperking en dat de eerdere uitspraken van de rechtbank moeten worden bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in het proces. De Centrale Raad van Beroep heeft de hoger beroepen van appellant afgewezen en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten.