In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijchen, waarbij de bijstand van appellante is ingetrokken en teruggevorderd. Appellante ontving van 31 oktober 2011 tot 1 januari 2014 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van haar bankrekeningen en inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden. Na een onderzoek door sociaal rechercheurs is gebleken dat appellante over meerdere bankrekeningen beschikte en inkomsten genereerde uit een eenmanszaak, die zij niet had opgegeven. Het college heeft de bijstand ingetrokken en een terugvordering van € 31.223,12 opgelegd, alsook een boete van € 12.066,06. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de financiële situatie van appellante en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering niet deugdelijk zijn gemotiveerd. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om opnieuw te beslissen op de bezwaren van appellante. De boete is vastgesteld op € 1.793,80.