ECLI:NL:CRVB:2018:2818
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenplicht bij bijstandsverlening en de gevolgen van erfenis in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die sinds 3 februari 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), werd beschuldigd van het niet melden van haar aanspraak op een erfenis in Egypte. De sociale recherche had een onderzoek ingesteld naar haar financiële situatie na een anonieme melding dat zij mogelijk vermogen in het buitenland had. Uit het onderzoek bleek dat haar overleden echtgenoot onroerend goed bezat in Egypte, waarvan appellante en haar kinderen erfgenamen zijn. Het college van burgemeester en wethouders van Sluis besloot op basis van deze informatie de bijstandsverlening te blokkeren en later in te trekken, met terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet over het onroerend goed kon beschikken, ondanks haar beroep op Egyptisch erfrecht. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om aan te tonen dat zij recht had op bijstand, en dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormt voor intrekking van de bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen om relevante informatie te verstrekken, wat leidde tot de conclusie dat het college terecht had gehandeld.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bijstandsontvangers om alle relevante feiten en omstandigheden te melden die van invloed kunnen zijn op hun recht op bijstand, en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.