ECLI:NL:CRVB:2018:3161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opschorting en intrekking van AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep van appellanten tegen de besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. De Svb had in de periode van 2013 tot en met 2019 een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) van alle AIO-gerechtigden. Appellanten zijn verzocht om hun CIN-nummer te verstrekken, maar hebben hieraan geen gehoor gegeven. Hierdoor heeft de Svb het recht op AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 januari 2015 opgeschort en later ingetrokken, omdat het recht niet kon worden vastgesteld zonder het CIN-nummer. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellanten niet hebben voldaan aan hun inlichtingenverplichting, wat heeft geleid tot de ongegrondverklaring van hun beroep.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb bevoegd was om het recht op AIO-aanvulling op te schorten en in te trekken, gezien de weigering van appellanten om hun CIN-nummer te verstrekken. De Raad heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat het niet overleggen van het CIN-nummer een schending van de medewerkingsverplichting oplevert. Appellanten hebben in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, maar met verbetering van gronden, aangezien de rechtbank ten onrechte sprak van een schending van de inlichtingenverplichting in plaats van de medewerkingsverplichting.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.