Uitspraak
J.J.T. van den Corput en J.Th. Wolleswinkel als leden de behandelend rechters zouden zijn.
OVERWEGINGEN
2 september 2018, voor zover dat betrekking heeft op de behandeling van zijn zaak ter zitting, onvoldoende voortvarend gehandeld, waardoor niet is voldaan aan het in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb neergelegde voorschrift. De Raad wijst in dit verband op zijn vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 15 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3976). Dat verzoeker met de indiening van het verzoek heeft gewacht tot het moment waarop hij meende te kunnen aannemen dat de Raad niet tot heropening van de behandeling over zou gaan, is niet een omstandigheid die de te late indiening verschoonbaar maakt.
[X.] en [Y.] als gemachtigden van verzoekers wederpartij, nu uit het op 2 september 2018 (te laat) ingediende verzoek al blijkt dat verzoeker ter zitting al bedenkingen had tegen het aanmerken van deze personen als gemachtigden. Kennisname van het proces-verbaal heeft het voor verzoeker wel mogelijk gemaakt om deze en andere wrakingsgronden concreet te onderbouwen, maar dat doet er niet aan af dat deze gronden eerder naar voren hadden kunnen en dus, mede gelet op het bepaalde in artikel 8:16, derde lid, van de Awb, ook moeten worden gebracht.
BESLISSING
J.J.T. van den Corput en J.Th. Wolleswinkel niet-ontvankelijk.