In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een geschil over het recht op een IVA-uitkering voor een werkneemster die door het Uwv als niet duurzaam arbeidsongeschikt was beoordeeld. De Raad constateerde in een tussenuitspraak dat het bestreden besluit van het Uwv niet deugdelijk was gemotiveerd. Het Uwv had een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend, maar dit voldeed niet aan de eisen van een goede motivering. De Raad oordeelde dat op basis van het rapport van psychiater dr. N. Kaymaz, de werkneemster in de periode oktober/november 2013 als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moest worden beschouwd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit, en besloot zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat de werkneemster recht had op een IVA-uitkering vanaf 25 oktober 2013. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.961,80. De Raad heropende het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de door appellante gevraagde schadevergoeding, en erkende dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn.