ECLI:NL:CRVB:2018:3775
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk ongegrond werd verklaard. Appellante, geboren in 1936, heeft beperkingen die haar belemmeren bij het uitvoeren van huishoudelijke taken. Het college heeft haar een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp van 4 uur per week verstrekt, gebaseerd op de normtijden van het CIZ-Protocol. Appellante was het niet eens met deze indicatie en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvullende medische stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij meer uren huishoudelijke hulp nodig heeft.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en heeft geen steun gevonden in de overgelegde medische stukken om tot een ander oordeel te komen. De Raad stelt vast dat de normtijden uit het CIZ-Protocol correct zijn toegepast en dat er een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden. Appellante heeft niet voldoende onderbouwd welke extra huishoudelijke taken zij niet zelf kan verrichten. De Raad concludeert dat de maatwerkvoorziening van 4 uur per week voldoende is om appellante te compenseren in haar zelfredzaamheid en participatie.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 november 2018.