Uitspraak
16.6112 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van € 170,- aan hem vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de herziening van zijn bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Breda aan de orde is. Appellant ontvangt sinds 13 juni 2012 bijstand op basis van de Participatiewet. Tijdens een hercontrole van de rechtmatigheid van de bijstand heeft de klantmanager van appellant geconstateerd dat er diverse bijschrijvingen op zijn bankrekening waren, waaronder inkomsten uit verkopen via Marktplaats. Dit leidde tot een onderzoek naar de inkomsten van appellant, waarbij hij op 24 maart 2015 is gehoord. De Commissie Sociaal Domein heeft vervolgens besloten om de bijstand van appellant te herzien en een bedrag van € 26.871,58 terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door geen melding te maken van de ontvangen bedragen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 november 2018 geoordeeld dat het college terecht de opbrengsten van de verkopen op Marktplaats als inkomen heeft aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat appellant meer dan honderd betalingen heeft ontvangen in verband met deze verkopen, wat niet kan worden aangemerkt als incidentele verkoop van privégoederen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de giften van de moeder van appellant niet als verantwoord kunnen worden aangemerkt voor de bijstandsverlening.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, met verbetering van gronden. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellant, die zijn begroot op € 2.004,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 november 2018.