ECLI:NL:CRVB:2018:4187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvraag wegens onvoldoende inzicht in besteding van geldbedrag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante had aanvragen om bijstand ingediend op 5 augustus 2015 en 18 januari 2016, welke aanvragen door het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren waren afgewezen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de afwijzing van de aanvragen, omdat de appellante niet voldoende inzicht had gegeven in de besteding van een aanzienlijk geldbedrag van ongeveer € 96.000,- dat zij op haar bankrekening had staan.
De appellante had op 8 februari 2014 een bedrag van € 96.910,57 op de bank staan en had tot en met juli 2015 een aanzienlijk deel hiervan contant opgenomen. Hoewel zij een deel van de uitgaven had verklaard, zoals € 13.000,- aan boodschappen, had zij deze uitgaven niet met bewijs onderbouwd. Hierdoor was het voor de Raad niet mogelijk om te verifiëren of haar verklaringen klopten, wat leidde tot de conclusie dat haar recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.