ECLI:NL:CRVB:2018:4187

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
16/7161 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijstandsaanvraag wegens onvoldoende inzicht in besteding van geldbedrag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante had aanvragen om bijstand ingediend op 5 augustus 2015 en 18 januari 2016, welke aanvragen door het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren waren afgewezen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de afwijzing van de aanvragen, omdat de appellante niet voldoende inzicht had gegeven in de besteding van een aanzienlijk geldbedrag van ongeveer € 96.000,- dat zij op haar bankrekening had staan.

De appellante had op 8 februari 2014 een bedrag van € 96.910,57 op de bank staan en had tot en met juli 2015 een aanzienlijk deel hiervan contant opgenomen. Hoewel zij een deel van de uitgaven had verklaard, zoals € 13.000,- aan boodschappen, had zij deze uitgaven niet met bewijs onderbouwd. Hierdoor was het voor de Raad niet mogelijk om te verifiëren of haar verklaringen klopten, wat leidde tot de conclusie dat haar recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

16.7161 PW-PV, 17/4161 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 7 oktober 2016, 16/840 (aangevallen uitspraak 1), en
8 mei 2017, 16/3983 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren (college)
Datum uitspraak: 4 december 2018
Zitting hebben: J.N.A. Bootsma als voorzitter en Y.J. Klik en A.M. Overbeeke als leden.
Griffier: J.M.M. van Dalen
Voor appellante is verschenen mr. E.W. van Voolen, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R. d’Accorso.

BESLISSING

De hoger beroepen slagen niet en de Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken 1 en 2. Dit betekent dat de aanvragen om bijstand van 5 augustus 2015 en
18 januari 2016 terecht zijn afgewezen.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellante had op 8 februari 2014 € 96.910,57 op de bank staan. Tot en met juli 2015 heeft zij hiervan € 46.490,- contant opgenomen en ook het bedrag dat nog op de bank stond bijna opgemaakt. Appellante heeft niet aangetoond dat zij niet meer beschikt over het contant opgenomen geld. Met de in hoger beroep overgelegde stukken heeft zij voor een flink deel van dit bedrag wel verklaard waaraan zij het heeft uitgegeven (bijvoorbeeld € 13.000,- contant aan boodschappen), maar op een enkele uitzondering na (bijvoorbeeld dierenartskosten) heeft zij deze uitgaven niet met bewijs onderbouwd. Het is dus niet te controleren of haar verklaring klopt. Haar recht op bijstand is daardoor niet vast te stellen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.M.M. van Dalen (getekend) J.N.A. Bootsma

LO