ECLI:NL:CRVB:2018:504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde massagebehandelingen en afwijzing bijzondere bijstand tijdens detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellante ontving vanaf 6 september 2011 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Westland heeft de bijstand van appellante per 4 november 2014 ingetrokken, omdat zij in detentie verbleef. Daarnaast heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, na vermoedens dat appellante werkzaamheden als masseuse verrichtte zonder dit te melden. De Sociale Recherche heeft bankafschriften opgevraagd en vastgesteld dat appellante inkomsten had uit massagebehandelingen en de verkoop van bodywraps, wat zij niet had gemeld. Het college heeft de bijstand over de periode van 6 september 2011 tot en met 4 november 2014 ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellante heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft haar beroepen ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op bijstand, omdat zij geen deugdelijke boekhouding heeft bijgehouden. De beroepsgrond van appellante dat haar persoonlijke omstandigheden niet zijn meegewogen, werd verworpen, omdat de inlichtingenverplichting objectief is geformuleerd. De Raad heeft ook de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de huur tijdens detentie beoordeeld. Het college heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat appellante niet tijdig de gevraagde bankafschriften had ingeleverd. De Raad oordeelde dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld, omdat het vermoeden bestond dat het college al over de bankafschriften beschikte. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het besluit van het college herroepen, maar de aanvraag om bijstand afgewezen.
De Raad heeft het college veroordeeld in de kosten van appellante en het griffierecht vergoed.