Uitspraak
16 866 WIA
23 december 2015, 15/1585 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door G.J.M. Rooijakkers, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn WIA-uitkering herzien en teruggevorderd had. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 februari 2018 uitspraak gedaan. Appellant was eerder werkzaam als vertegenwoordiger en heeft zich in 2007 ziek gemeld. In 2009 werd hij in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WIA-uitkering. In 2015 beëindigde het Uwv deze uitkering en stelde het appellant in staat voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellant heeft in 2013 inkomsten als artiest opgegeven, wat leidde tot herziening van zijn uitkering en terugvordering van een bedrag van € 1.221,26, alsook een boete van € 70,00. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In 2014 verzocht appellant om herziening van de eerdere besluiten, maar het Uwv wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, oordelend dat appellant niet met nieuwe feiten kwam die de herziening van de besluiten rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat het Uwv bevoegd was om het verzoek van appellant af te wijzen en dat de eerdere besluiten terecht waren genomen.