ECLI:NL:CRVB:2019:1074
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens niet melden van autotransacties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving, had niet gemeld dat hij met op zijn naam geregistreerde kentekens autotransacties had verricht. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van de appellant over verschillende maanden herzien en teruggevorderd, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand, omdat hij geen controleerbare gegevens had verstrekt over de transacties. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. De Raad wees erop dat het aan de appellant was om aannemelijk te maken dat hij recht had op bijstand, wat hij niet had gedaan. De Raad zag geen aanleiding om van zijn vaste rechtspraak af te wijken en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.