Uitspraak
17 4541 PW, 18/1153 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Appellante ontving vanaf 12 maart 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) als alleenstaande ouder. Na een tip over mogelijke samenwoning met de vader van haar kinderen, heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante niet alle gevraagde bankafschriften had ingeleverd, wat resulteerde in de opschorting en intrekking van haar bijstand per 1 juli 2016. Het college vorderde ook de onterecht ontvangen bijstandsbedragen terug.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde de beroepen van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellante zich verzet tegen deze uitspraken, maar de Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de PW. De Raad concludeerde dat appellante niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting door geen melding te maken van haar verkoopactiviteiten van parfum via internet. De Raad bevestigde dat de intrekking van de bijstand en de opgelegde boete van € 1.170,- terecht waren, gezien de omstandigheden van de zaak en de verwijtbaarheid van appellante.
De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.