ECLI:NL:CRVB:2019:2583

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
18/4900 WAO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang na herbeoordeling aflossingscapaciteit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 augustus 2018. Appellant had een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voor een herbeoordeling van zijn aflossingscapaciteit, nadat het Uwv had vastgesteld dat hij € 23.606,49 moest terugbetalen. De aflossingscapaciteit was eerder vastgesteld op € 245,68 per maand. Tijdens de zitting op 10 juli 2019 bleek dat appellant inmiddels een formulier voor inkomensonderzoek had verkregen en dit had ingediend bij het Uwv, wat leidde tot een herbeoordeling van zijn aflossingscapaciteit.

De Raad heeft ambtshalve beoordeeld of er nog sprake was van procesbelang, wat essentieel is voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het is vastgesteld dat appellant zijn doel had bereikt, namelijk de herbeoordeling van de aflossingscapaciteit, waardoor het hoger beroep voor hem geen feitelijke betekenis meer had. De Raad concludeerde dat er geen procesbelang meer was en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en dat een formeel of principieel belang niet voldoende is voor ontvankelijkheid. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken.

Uitspraak

18.4900 WAO-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 augustus 2018, 18/319 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 10 juli 2019
Zitting heeft: I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: J.R. Trox
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2019. Namens appellant is verschenen J.E. Eshuis. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Tussen partijen is niet in geschil dat het Uwv een vordering op appellant heeft ter zake van aan appellant onverschuldigd betaalde uitkeringen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Bij besluit van 14 november 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant € 23.606,49 moet terugbetalen. De aflossingscapaciteit is daarbij vastgesteld op € 245,68 per maand. Appellant heeft bij het Uwv een verzoek gedaan om toezending van een formulier inkomensonderzoek voor een (hernieuwde) berekening van de aflossingscapaciteit. Omdat het Uwv aan de gerechtsdeurwaarder inmiddels (opnieuw) de opdracht heeft gegeven de invordering ter hand te nemen, heeft het Uwv appellant verwezen naar de deurwaarder.
De Raad moet ambtshalve beoordelen of sprake is van procesbelang. Voor het antwoord op deze vraag is volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3679) bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
Uit de ter zitting door partijen naar voren gebrachte informatie blijkt dat appellant inmiddels een formulier inkomensonderzoek heeft verkregen en dit formulier, voorzien van stukken, bij het Uwv heeft ingediend. Ter zitting is met partijen besproken dat het Uwv op basis van dit formulier met de daarbij geleverde stukken, de aflossingscapaciteit zal gaan (her)beoordelen. Voor zover voor deze beoordeling stukken ontbreken, is van de kant van appellant toegezegd dat de gewenste informatie aan het Uwv zal worden verstrekt. Tevens is gebleken dat appellant nooit iets heeft terugbetaald. Omdat appellant inmiddels heeft bereikt wat hij wilde bereiken, namelijk een herbeoordeling van de aflossingscapaciteit, kan het hoger beroep voor hem geen feitelijke betekenis meer hebben. Er is dus geen procesbelang meer.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J.R. Trox (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen

VC